24 september 2020

Audi Q3

Door Ewoud Hallebeek

Vroeger was de wereld een stuk overzichtelijker. Verzuiling en segregatie zorgden voor helder afgebakende kaders. Ook op autogebied. Je had sedans, hatchbacks, coupé’s (‘sportwagen’ heette dat toen nog – over overzichtelijk gesproken) en stationcars. Dat was het wel zo’n beetje. Meer smaken waren er niet en niemand die dat erg vond. Decennia lang werkte dat tot ieders tevredenheid, totdat autofabrikanten zich ineens realiseerden dat je dingen ook kunt combineren. Dat je dan veelal vlees noch vis op het bord kreeg, deed niet zo ter zake. Het was nieuw, en dat alleen al was genoeg om de kassa te doen rinkelen.

Eén van de eersten die het zakelijk potentieel van dit out-of-the-box-denken onderkende, was Audi, dat dertig jaar geleden de wereld al verraste met de 100 CC. Die twee letters (Combi Coupé) gaven al weg waar het om ging: een verleidelijke kruising tussen een coupé en een stationcar. Dat de bagageruimte zelfs kleiner was dan van een 100 sedan, daar maalde niemand om. De CC was mooi en vooral ook anders dan anders. Kassa. En een trend was geboren, geholpen door een tijdsgewricht waarin ‘praktisch’ en ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ plaatsmaakte voor het durven en mogen etaleren van persoonlijk succes.
Intussen is het hek al jarenlang van de dam. De ene na de andere al dan niet vergezochte kruisbestuiving (crossover, in goed Nederlands) ziet het levenslicht. Sterker nog, als je vandaag de dag niet crossovert, hoor je er als autofabrikant niet bij. Iedereen is als de dood die ene onvermoede, uiterst lucratieve niche te missen. En de markt bewijst dat de constructeurs het gelijk aan hun zijde hebben, want de consument kiest er massaal voor. Waarmee de in vele opzichten onzinnige crossover-epidemie nog lang niet lijkt te zijn uitgewoed.

In 2011 deed Audi nog maar eens een duit in het zakje met de introductie van de Q3, die de onverwacht populaire BMW X1 van repliek moest dienen. En met succes, want de afgelopen drie jaar gingen er wereldwijd maar liefst 400.000 (in ons land een kleine 2.800) van over de toonbank. Bij dat soort aantallen doet het ‘waarom’ (met zijn vreemde proporties is de Q3 met geen mogelijkheid een klassieke schoonheid te noemen) er niet meer toe en wordt het een kwestie van ‘vraag niet hoe het kan, maar profiteer ervan’. Dat realiseerde Audi zich ook, vandaar dat de vorige maand geïntroduceerde ‘vernieuwde’ Q3 vooral meer van hetzelfde is. Never change a winning team.

De uiterlijke wijzigingen beperken zich tot een aangescherpte grille, iets andere koplampen en achterlichten, plus geretoucheerde bumpers. Neem van ons aan, zelfs geoefende autospotters zullen er een hele kluif aan hebben om de verschillen te zien. Belangrijker is dan ook dat Audi de facelift heeft aangegrepen om het onderstel wat fijn te slijpen, de standaarduitrusting naar een hoger niveau te tillen (17-inch lichtmetaal, Xenon en handmatige airco vergen voortaan geen extra investering meer) en de optielijst uit te breiden met LED-verlichting, een panoramadak, nieuwe lakkleuren, up-to-date infotainment en moderne veiligheidssystemen (rijstrook- en noodstopassistentie, dodehoeksignalering, verkeersbordenherkenning en bergafdaalhulp). En dan zijn er ook nog twee nieuwe motoren.

Of nou ja, nieuw… De 2.5 vijfcilinder van de RS Q3 is natuurlijk een oude bekende, maar heeft er nu eindelijk de 30 pk bij gekregen die hij tekort kwam op de gelijkgemotoriseerde TT RS en RS3, waarmee het totaal nu uitkomt op 340. De 150 pk sterke 1.4 TFSI COD is wel nieuw (althans voor de Q3, want we kennen hem al van andere modellen) en lost de oude 1.4 met 140 pk af. We hebben het dan over een viercilinder turbo benzineblok met directe brandstofinspuiting en Cylinder On Demand-technologie. Tijdens deellast worden twee cilinders uitgeschakeld (daar merk je niks van), hetgeen volgens Audi een Co2-reductie van 17% oplevert. Wie nu enthousiast opveert en ‘bijtelling, bijtelling’ begint te roepen, moeten we teleurstellen. Alle Q3’s vallen gewoon in het 25%-tarief. De Nederlandse importeur haalt daar dapper de schouders over op, want ‘de Q3 wordt toch nauwelijks zakelijk gereden’. Dat is natuurlijk een kip-ei-verhaal, maar vooruit.

De vernieuwde Q3 is – afgezien van topmodel RS – leverbaar met twee TFSI benzinemoren (eerdergenoemde 1.4, plus een tweeliter met 220 pk) en twee 2.0 TDI’s, met respectievelijk 150 en 184 pk. De instapper en de beide diesels hebben standaard een handgeschakelde zesbak, tegen meerprijs is op de 1.4 een zestraps S-tronic automaat leverbaar. De 2.0 TFSI heeft een S-tronic met 7 overbrengingen, gecombineerd met  vierwielaandrijving.

Hoe dat rijdt, vraagt u? Welnu, net zoals de vorige Q3 en in feite gewoon zoals elke Audi: degelijk, doorwrocht, tot in de puntjes verzorgd, niks op aan te merken, maar daardoor ook enigszins afstandelijk en hoe dan ook nooit echt spannend. Het € 280 kosten Audi Drive Select (waarmee u voor de gaspedaalrespons en de schakelmomenten kunt kiezen uit ‘comfort’, ‘auto’, ‘dynamic’ en ‘efficiency’) maakt zo goed als geen verschil: de Q3 blijft onder alle omstandigheden keurig tussen de lijntjes kleuren. Dat kun je saai noemen, maar is waarschijnlijk precies de reden waarom de auto gekocht wordt.

De RS dan maar? De cijfers zijn in ieder geval indrukwekkend genoeg: 340 pk, 450 Nm, 0-100 km/u in 4,8 seconden en een begrensde top van 250 km/u.  Maar cijfers vertellen maar zelden het hele verhaal. Zeker, de RS Q3 is snel. Heel snel. En met een vermakelijk weggedrag bovendien, zéker als u de RS Sport Suspension Plus op de optielijst heeft aangevinkt. Maar toch blijft er bij ons iets knagen: waarom zou je een RS Q3 willen, als je voor 5 mille minder een even snelle en nauwelijks kleinere S3 voor de deur kunt zetten? Die nota bene nog mooier is ook. Wij zouden het wel weten.

De vernieuwde Q3 arriveert in februari in ons land, maar is nu al te bestellen. Prijzen vanaf € 37.200.

(Dit artikel verscheen eerder op Advocatie.nl)