5 juli 2020

Maserati GranCabrio Sport

Door Ewoud Hallebeek

Enige tijd terug riep onze premier, teneinde de op de klippen gelopen economie weer vlot te trekken, iedereen op toch vooral ‘die auto te kopen’. En nu kunt u zeggen wat u wilt, maar met de aanschaf van deze bijna 2,5 ton kostende Maserati GranCabrio Sport geeft u bepaald iets terug aan de maatschappij. Ruwweg de helft van dat bedrag is namelijk belasting, waarmee de aanschaf in wezen niets meer is dan het voldoen aan uw burgerplicht.

Hoewel, dit moeten we even nuanceren. Want de GranCabrio Sport kost geen 2,5 ton – hij is er ‘al’ vanaf € 223.248 en dat scheelt toch een leuk aangeklede nieuwe Golf, om maar eens wat te noemen. Maar met die ‘kale’ prijs begint het pas, aangezien Maserati met de twee A4-tjes tellende optielijst een compleet nieuwe invulling geeft aan het begrip ‘personalisering’. U vindt rode remklauwen enigszins vulgair? Voor € 599 krijgt u ze in het zwart, zilver, geel, blauw of titanium. Liever houten sierlijsten in het interieur? Tegen achterlating van een kleine € 2.500 voldoen de Italianen aan uw verzoek.

Nog een kleine greep uit de mogelijkheden: softtop in een andere kleur (€ 1.198), tweekleurig interieur (€ 6.050), Bose audiosysteem (€ 2.178, zónder iPod-interface, want die kost € 363), witte parelmoer lak (€ 7.865) – u kunt het krijgen zoals u het hebben wilt. Zelfs matte lak staat in de prijslijst. Voor het lieve sommetje van € 18.150, hetgeen maar weer eens aantoont dat ook aan slechte smaak een prijskaartje hangt (bestel hem dan in Rosso Trionfale, de klassieke Maserati-racekleur uit de jaren ‘50. Dat kost slechts € 2.420 en getuigt ook nog eens van historisch besef). Zelfs de in de hoofdsteunen aangebrachte drietand kost € 545, waarmee maar gezegd wil zijn dat die vanaf-prijs vooral van academische waarde is.

Dat werpt de onvermijdelijke vraag op of het dat allemaal waard is. Nee natuurlijk, roept de Calvinist in u. Een kwart miljoen gaat nergens over, zeker niet in het huidig tijdsgewricht. Bovendien hebben we het hier over een cabriolet en daar wil geen weldenkend mens in gezien worden. Te veel Estelle en Badr, te veel PC Hooft, te veel verwende voetbalprof. Poseurs, net wat u zegt. Daarbij kiest de ware connaisseur altijd voor ‘dicht’, omdat dakloosheid – vanwege het gebrek aan stijfheid en het hogere gewicht– per definitie de scherpte uit een auto haalt.

Maar regels bestaan bij de gratie van uitzonderingen, en daarvan is Maserati er één. Vraag het maar aan Jort ‘hoe heurt het eigenlijk’ Kelder, die jarenlang vergroeid was met zijn Spyder. Toegegeven, inmiddels heeft hij zich (gesponsord weliswaar, maar toch) bekeerd tot Jaguar, maar daar gaat het nu niet om. Een Maserati is hoe dan ook een uiting van distinctie en goede smaak. En mág u nu eindelijk eens de vruchten plukken van het zweet uwes aanschijns? Omdat het kan, en nu eens een keertje zónder rekening te houden met gemiddeld verbruik, Co2-uitstoot en, godbetert, fiscale bijtelling?

Enfin, u begrijpt, we zijn weer terug bij de GranCabrio Sport. Inmiddels een klein jaar op de markt, als extra sportieve broertje van de GranCabrio. Die op zijn beurt weer is gebaseerd op de GranTurismo, Maserati’s oogverblindend mooie en, het moet gezegd, behoorlijk uit de kluiten gewassen coupé. Uit de aard der zaak volgt dan dat je met de GranCabrio eveneens een bovenmodale hoeveelheid vierkante meters op de oprit zet. Wat dan weer als voordeel heeft dat Maserati’s kwalificatie dat de GranCabrio een volwaardige vierzitter is, nu eens niet moet worden afgedaan als de gebruikelijke loze PR-praat. Er zit zowaar een kern van waarheid in. Okee, volgroeide Noord-Europeanen houden het achterin geen 1.000 km uit, maar kinderen tot 1.60 meter zul je over gebrek aan leefruimte niet snel horen klagen. Daarmee is de GranCabrio tamelijk uniek in zijn klasse (de open Porsche 911, Mercedes SL, Jaguar XK en Aston Martin DB9 zijn op hun best een 2+2) en het verleent de auto zelfs een vleugje praktische bruikbaarheid.

Een volkomen overbodige constatering, dat laatste, want daar koopt u natuurlijk geen GranCabrio voor. Laat staan een GranCabrio Sport, die zich onderscheidt door zijn zwarte grille, het 20-inch lichtmetaal en de voorbumper en sideskirts van de MC Stradale. Auto’s in dit segment worden verkocht op emotie, en die tref je nu eenmaal niet achter de voorstoelen aan, maar onder de rechtervoet. Of liever gezegd: onder de motorkap. Daar vinden we in dit geval een 4,7 liter V8, goed voor 450 pk (10 meer dan de ‘gewone’ GranCabrio), 490 Nm (+20) en een sprintje van 0-100 km/u in 5,2 seconden. Topsnelheid: 285 km/u. Kijk, nu hebben we het ergens over.

Maar waar het wérkelijk om draait, is De Knop. De Sport-knop op de middenconsole, wel te verstaan. Druk je die in, dan doen de elektronische engelbewaarders een stapje terug en worden de schakelmomenten van de automatische ZF-zesversnellingsbak een tandje assertiever. Prachtig, mooie techniek, eerlijk waar. Veel belangrijker is evenwel dat op dat moment ook de vlinderkleppen in de uitlaat volledig geopend worden, waarmee u het meest magistrale geluid dat de auto-industrie ooit heeft voortgebracht in volle glorie gepresenteerd krijgt. Huiveringwekkend, kippenvel, fenomenaal. Met automatisch gegenereerde toefjes tussengas bij terugschakelen als glorieuze kers op de taart.
Die Knop gaat u nooit meer uitzetten. Sterker nog: vanwege De Knop wilt u deze auto.

Dat hij snel is, prima stuurt, desgewenst poeslief is in de omgang, met een hoge mate van comfort bovendien – u neemt het voor kennisgeving aan. Evenals de constatering dat de tand des tijds de GranCabrio Sport bepaald niet ongemoeid heeft gelaten (interieurdesign, navigatiesysteem, kapbediening) en dat het motorvermogen aan de onderste trede van de markt-conformiteitsladder bungelt – het dondert niet. U wilt De Knop. Blijft alleen die prijs. Wie in deze regionen winkelt, heeft een hoop om uit te kiezen. Een Bentley Continental GTC 4.0 V8, bijvoorbeeld. Ook leuk en kost hetzelfde. Maar geen Maserati. En geen Knop.

(Dit artikel verscheen eerder op Advocatie.nl en – in herschreven vorm – in Corsa Italia Magazine. Fotografie: Carlo te Lintelo)