Alfa Romeo 146 1.9 JTD Madeno Racing
Regelmatig wordt ons gevraagd wat meer aandacht te besteden aan Italiaanse auto’s. Wie zijn wij om daar niet naar te luisteren? We reisden af naar Oude Tonge, waar we bij Alfa Romeo-tuner Madeno Racing een dag lang onze gang mochten gaan.
Diesels hebben de afgelopen jaren een dusdanige ontwikkeling meegemaakt, dat het vandaag de dag echt niet meer vanzelfsprekend is dat je met je benzine slobberende 16-klepper een stoplichtsprintje van zo’n zelfontbrander wint. In de jaren ’60 en ‘70 stond dieselen nog gelijk aan rookwolken, lawaai en acceleratiecijfers die eerder in minuten dan in seconden werden geschreven. De eerste aanzet in de personenwagenindustrie – eigenlijk liep de vrachtwagenwereld qua dieselontwikkeling voorop – werd gegeven door Volkswagen, dat in 1976 de dieselmarkt openbrak door de (toen nog kleine) Golf te voorzien van een diesel. Vanaf daar ging het razendsnel, zowel letterlijk als figuurlijk. De turbodiesel deed in 1982 in de Golf GTD zijn intrede (Mercedes ging voor in 1979), waarna de VAG-groep in 1993 de direct ingespoten TDI introduceerde. Een motor die bij de wat kleinere wagens jarenlang hèt referentiepunt zou zijn qua vermogen en loopcultuur. Totdat Alfa Romeo in 1997 de JTD het levenslicht liet zien: een direct ingespoten turbodiesel met intercooler, volgens het inmiddels bekende, maar toen revolutionaire common rail-principe. Een systeem dat door de Fiat-groep werd ontworpen en voor het eerst zijn opwachting maakte in de Alfa 156. Het (Bosch) UniJet-systeem zorgt ervoor dat de brandstof volledig elektronisch wordt ingespoten, waarbij de traditionele inspuitpomp en verstuivers hebben plaatsgemaakt voor een hogedrukcircuit. De brandstof wordt via een aparte leiding – de common rail – onder zeer hoge druk naar de cilinders geleid met elektromagnetische verstuivers, die aangestuurd worden door een elektronische regeleenheid. Hierdoor kan de brandstofdosering uiterst nauwkeurig aan het toerental worden aangepast, terwijl tevens een kleine vóórinspuiting in de verbrandingskamers mogelijk wordt. Met een optimale verbranding tot volg.
Bij de introductie van de 156 bood Alfa Romeo twee JTD-versies aan: een 136 pk-sterke 2.4 vijfcilinder met 304 Nm, en een 1.9 viercilinder (105 pk, 255 Nm). Iedereen kon op zijn vingers natellen dat deze motoren ook in andere Alfa-modellen zouden worden gelepeld, wat inderdaad gebeurde, zij het dat de 156 als enige met beide JTD’s leverbaar is. De 166 werd opgefleurd met de grote vijfpitter. Sinds een klein jaar mag ook de gefacelifte 145/146 trots ‘JTD’ op de bilpartij voeren. Jammer genoeg is voor Alfa’s kleinste slechts de 1.9-versie beschikbaar, simpelweg omdat de vijfcilinder 2.4 niet past. Maar ach, met een topsnelheid van 187 km/h en een sprintje van 0-100 km/h in 10,5 seconden (fabrieksopgaven) rij je op de linkerbaan nog altijd niet voor schut.
Natuurlijk had Madeno Racing weer eens een andere mening, want zoals altijd is daar de term ‘standaard’ niks meer dan een uitdaging om tot ‘meer en beter’ te komen. Wekenlang was de 1.9 JTD op de vermogensbank te vinden, teneinde de fabriekscomputer te kraken. Vervolgens kreeg de auto een sportluchtfilter en een in eigen huis ontwikkelde midden- en einddemper. Resultaat: 127 pk, 300 Nm en 0-100 km/h in 9,6 seconden. Even snel als de 156 2.4 JTD en da’s toch knap. Toch geven deze cijfers een vertekend beeld, want we horen je al zeggen: ‘Mwoh, één seconde van het 0-100 sprintje eraf, valt wat tegen’. Het ligt er maar aan hoe je het bekijkt, want de Jaguars 3.0 V6, om maar eens een zijstraat te noemen, is net zo snel. Veel belangrijker is echter dat de originele motor zijn hoogste koppel (255 Nm) afgeeft tussen 2.200 en 2.700 t/pm, terwijl de Madeno-versie datzelfde koppel levert tussen 1.900 en 3.300 t/pm, met een maximum van 300 Nm tussen 2.200 en 2.700 toeren. In standaarduitvoering komt de 1.9 JTD aan 105 pk bij 3.800 t/pm; de Madeno Racing-versie bereikt dat getal al bij 2.500 t/pm, waarna het oploopt tot 127 pk bij 3.800 omwentelingen. Bij 4.600 t/pm bedraagt het verschil met de standaard 1.9 zelfs 28 pk! Met andere woorden: dit zilveren monster heeft een veel sterker en breder middengebied en dat voel je. Het bij inhaalmanoeuvres veelgebruikte sprintje van 80-120 km/h bijvoorbeeld, valt volgens Madeno nu in 7,4 seconden af te raffelen en neem van ons aan: dat is dus echt snel. Overigens bedraagt de topsnelheid van de 1461.9 JTD Madeno Racing 210 km/h, maar dat is meer leuk om te weten dan datje er dagelijks iets aan hebt.
Als je aan het motorvermogen van een auto begint te sleutelen, ontkom je er eigenlijk niet aan ook het onderstel en de remmen onder handen te nemen. Volgens Madeno Racing kun je het zelfs beter andersom doen: éérst remwerking en wegligging op niveau brengen, dan pas op zoek gaan naar pk’s. Als je meer vermogen hebt, zul je het ook gaan gebruiken en dan is het toch prettig te weten dat niet alleen overstekende bomen en bejaarden je snelheid kunnen verminderen, maar ook het middelste pedaal. Vandaar dat Madeno Racing deze 146 rondom heeft voorzien van geperforeerde Brembo sportschljven (vóór 257 mm doorsnede, achter 240 mm) en remblokken, gecombineerd met een zesdelige Brembo remleidingset. Om de pk’s adequaat op de weg te krijgen en te houden, werd de auto 40 mm verlaagd en werd een veerpootbrug gemonteerd.
Zowel voor als achter werd de Alfa verwend met 5 mm dikkere stabilisatoren, waarna ten slotte het handelsmerk van Madeno werd gemonteerd: zesspaaks ATS lichtmetaal (16-inch, in dit geval) met plat en breed rubber (Pirelli’s P7000, 215/40-16). De oplettende lezer heeft het al opgemerkt: de originele schokdempers zitten er nog steeds onder. Doelbewust, want volgens Madeno Racing staan deze garant voor een prima mix tussen comfort en wegligging. Dat neemt niet weg dat men met alle plezier (en tegen inlevering van een stapeltje bankpapier, dat wel) verstelbare sportdempers monteert als je daar om vraagt.
Behalve het fraaie lichtmetaal en de dubbelloops einddemper, zijn de uiterlijke aanpassingen uiterst bescheiden. Witte zij-knipperllchten, meer niet. De in carrosseriekleur gespoten bumpers komen zo uit de fabriek. In het interieur is echter heel wat meer te vinden. Als eerste vallen natuurlijk de indrukwekkende glasfiber Recaro SPG-kuipstoelen op. Vreselijk mooi en duur (bij bestelling van twee stuks krijg je na betaling van drie mille precies een tientje terug), maar dan heb je ook wat. Verder is de auto voorzien van een airbagloos Momo sportstuur met 30 mm naafverlenger, Madeno Racing sportpedalen en een speciale mattenset. Wat ons betreft uiterst smaakvol, hoewel Madeno voor de liefhebber nog veel meer binnenhuisarchitectuur in de aanbieding heeft, variërend van rolkooien tot carbon dashboardsetjes. Slechts de diepte van je portemonnee bepaalt wat dat betreft de grens.
Leuk en aardig allemaal, maar hoe rijdt dat nou? Als we de motor starten, horen we even wat genagel uit het vooronder. Het blok verloochent zijn afkomst dus niet. Gelukkig is dat geluid na een paar kilometer verdwenen, waarna aan niets meer is te merken dat je in een diesel zit. En over zitten gesproken: de Recaro’s passen als gegoten (de vergelijking met een bepaald voorbehoedmiddel dringt zich op, maar laten we keurigheidshalve maar achterwege), zonder dat je al te veel op het comfort hoeft te leveren.
Bij rij-indrukken als deze is het meestal nogal lastig vast te stellen wat het verschil is tussen de originele motor en de aangepaste versie. Je hebt over het algemeen geen vergelijkingsmateriaal, om over een vermogensbank nog maar te zwijgen, zodat je het moet doen met eerdere rijervaringen en met wat de tuner in kwestie je belooft. Niet in dit geval. Bij de door ons gereden 146 zit namelijk midden op het dashboard een sexy tuimelschakelaartje (een optie), waarmee je kunt switchen tussen ‘standaard’ (105 pk) en ‘modified’ (127 pk). Eén klant heeft op deze schakelaar zelfs een slot laten aanbrengen, zodat zoonlief alleen maar de af-fabriek geleverde paarden kan uitlaten. Omdat de keuzeschakelaar bij ieder toerental kan worden omgezet (ja, ook tijdens het rijden), konden wij het verschil uitstekend voelen. De originele 1.9 is vlot, zonder spectaculair te zijn. De Madeno-versie daarentegen laat zich rijden alsof er een potent benzineblok onder de motorkap zit. Vanaf 1.500 t/pm komt het vermogen prachtig progressief in, om vanaf 2.500 t/pm écht van kiet te gaan. Het gaat allemaal zó gemakkelijk en soepel, dat je ongemerkt regelmatig royaal het rode toerengebied in duikt, hoewel een dergelijke rijstijl helemaal niet nodig is. Vanaf 4.700 t/pm is de rek er wel zo’n beetje uit, zodat verder doortrekken eigenlijk zinloos is. Veel beter kun je de auto ‘op koppel’ rijden. Tussen de 2.000 en 4.000 t/pm is de ge-Madeno-de JTD op zijn best, waarbij je kunt genieten van een sportieve maar beschaafde uitlaatbrom. Het feit dat deze 146 zich ook uiterst schakellui laat rijden (bepaald geen Alfa-kenmerk!), laten we hier maar even buiten beschouwing. Onze lezers kennende, zal het bloed daar niet veel sneller van gaan stromen.
Alleen maar positieve geluiden dus? Nou, niet helemaal. Kritiekpuntjes zijn er wel degelijk, maar daarbij gaat het niet om ‘halszaken’. Bij ‘alles uit de kast’ accelereren valt, bij het overschakelen van 2 naar 3, het toerental net even teveel terug, waardoor het een seconde duurt voordat de motor weer ‘pakt’. Bij de standaard motorsetting merk je dat nauwelijks, maar met alle 127 Madeno-paarden aan het werk wél. Verder is enig onderstuur deze Alfa niet vreemd. Het valt des te meer op omdat de Madeno-JTD je constant uitnodigt er een ‘benzine-rijstlijl op na te hou den, inclusief het op-één-oor-door-de-bocht-werk. Bij hoge snelheid abrupt gas loslaten in een bocht maakt de achterkant weliswaar wat lichter, maar ook dan wil de auto het liefst rechtuit. Misschien dat zachtere achterveren en een iets ander camber de auto wat dat betreft goed doet. Ikzelf zou daar best eens mee willen experimenteren, want zoals fotograaf Rein van der Zee aan het eind van de ochtend tegen me zei: ‘Gezien je rijstijl is dit de perfecte auto voor jou.’ Vijf jaar geleden had die opmerking hem tenminste een groothoeklens gekost, maar tot mijn eigen verbazing zat ik er minuten later nog over na te denken. Nou ja, tijden veranderen en daarmee ook de auto’s. Of had ik dat al gezegd?
(Dit artikel verscheen eerder in GTI Tuning & Design. De foto toont de in de tekst beschreven auto)