29 april 2025

Peugeot 407 Coupé

Door Ewoud Hallebeek

Peugeot heeft een rijke traditie als het gaat om grote en luxueuze coupé’s. Na het uit productie gaan van de succesvolle 406 Coupé, werd het tijd voor een opvolger. Die is er nu, in de gedaante van de 407 Coupé.

Terwijl mijn copiloot druk bezig is met telelenzen, belichting en andere fotozaken, sta ik tegen een boom geleund en probeer te ontdekken of ik de 407 Coupé mooi vind. Mooi is niet het juiste woord, bedenk ik. De door Pininfarina ontworpen 406 Coupé had een verfijnde Italiaanse elegantie. De door Peugeot zelf getekende 407 Coupé doet wat geforceerd sportief aan, met zijn uitgeklopte dorpels en ‘kieuwen’ in de voorbumper, die alleen een optisch doel dienen. Zeker, de auto oogt meteen als een Peugeot en ziet er indrukwekkend uit. Groot ook. Maar mooi? De achterkant doet mij iets teveel denken aan de Ford Cougar en de verhoudingen zijn wat vreemd. De overhangende neus – een gevolg van EU-eisen omtrent voetgangersveiligheid – wordt enigszins gecompenseerd door het 18-inch lichtmetaal, maar het is een beetje Barbara Streisand met een modern kapsel: een hele verbetering en niet onaantrekkelijk, maar het oorspronkelijke probleem wordt er niet kleiner van.

Rijdend achter een metallic-rode (Rouge Erythrée) Coupé, verandert mijn mening. Nou ja, voor wat betreft de achterkant dan toch. Vanuit een lager gezichtspunt straalt de auto kracht uit en heeft hij iets weg van een Ferrari 456. Een aangename verrassing.

We rijden in de duurste Féline-uitvoering (er is ook een Référence en een Pack) en worden verwend met fraai leer in twee kleuren, inclusief koeienhuid op het dashboard. Geen discussie: dit is gewoon vreselijk mooi. De kuipstoelen zitten perfect en bieden voldoende zijdelingse steun. Het stuur ligt prettig in de hand en alle knoppen zitten op de goede plek. De fraaie klokkenwinkel blinkt uit in eenvoud en heeft klassieke chroomrandjes. Leuk detail: de wijzers van de klokken lijken centimeters boven de wijzerplaten te zweven.
’s Avonds tref ik een van de ontwerpers van dit onderdeel. Enthousiast vertelt hij over zijn liefde voor horloges en dat het ontwerpteam (uitsluitend mensen onder de veertig) heeft geprobeerd het dashboard de uitstraling te geven van een kostbaar Zwitsers uurwerk. De Fransman glundert als ik zeg dat hij in die opzet geslaagd is.
De hartelijke sfeer lijkt wat te bekoelen als ik zeg dat de auto geen volwaardige vierzitter is, zoals Peugeot beweert, maar echt een 2+2. Ben je langer dan 1.70 meter, is er te weinig hoofd- en beenruimte. ‘Je bent wel érg hard in je oordeel,’ reageert mijn gesprekspartner met een somber gezicht. ‘Ook volwassenen kunnen prima achterin zitten.’ En dan met een grijns: ‘Zolang ze niet groter zijn dan ik.’ De man meet hooguit 1.60 meter…

Qua veiligheidsvoorzieningen blijft er niks te wensen over met zeven airbags, antiwhiplash-hoofdsteunen, talloze extra verstevigingen, meedraaiende Xenonverlichting en bandenspanningscontrole. ‘Alle afkortingen’ zitten er in, op of aan.

Peugeot benadrukt dat de 407 Coupé geen sportwagen is, maar een GT. Bedoeld om in alle comfort met hoge snelheden grote afstanden te overbruggen. Verwacht dus geen spijkerhard, racy onderstel, maar een comfortabele, strak sturende reiswagen, met een lichte neiging tot onderstuur. Het uitstekende weggedrag komt niet alleen door de stijve carrosserie (volgens Peugeot de stijfste die ooit de fabriek verliet), maar ook door het lage zwaartepunt (de 407 Coupé heeft een 44 mm verlaagd onderstel en 2 cm lager geplaatste stoelen), de grotere spoorbreedte en (bij de zescilinders) dikkere stabilisatorstangen. De VeeZessen hebben een variabele schokdemping, die zich automatisch aanpast aan de rij-omstandigheden. Je hebt keus uit twee standen: Auto en Sport. De laatste voldoet het best, ik hou wel van lekker stevig en ‘Auto’ is mij te soft. Ook reageert de 407 in de Sport-stand net een tandje scherper. Een hinderlijk misser is dat de demperstand altijd terugspringt op Auto als je de motor hebt uitgezet.

Instapper is de 2.2 16V benzine viercilinder (163 pk) met handmatige zesversnellingsbak. Dan heb je de 3.0 V6 24V (211 pk) met handbak of zestraps automaat (optie). De 204 pk sterke 2.7 V6 HDiF 24V zelfontbrander is (vanwege een machtige 440 Nm aan koppel) alleen als automaat leverbaar. In de toekomst komt er nog een kleinere diesel bij.

Wij kunnen alleen met de zescilinders rijden. We beginnen met de 2.7 HDiF met automaat en, zoals Peugeot het omschrijft, ‘Porsche Tiptronic’. Een fijne combinatie. Het biturbo blok laat alleen bij het starten aan de omgeving horen dat er diesel door zijn aderen stroomt. Binnen merk je daar niets van en ook op hoge snelheden (we houden het op de bochtige Spaanse wegen bij 180 km/u voor gezien) is de V6 fluisterstil. De 204 paarden sleuren de bijna 1.700 kilo’s moeiteloos vooruit. Natuurlijk hebben we gespeeld met de ‘Tiptronic’, maar hoe leuk dat in eerste instantie ook is, uiteindelijk laten we de beslissingen toch maar aan de elektronica over. De bak reageert namelijk zo snel en foutloos, dat zelf schakelen niets toevoegt. Althans in de Sport-stand, want in ‘Auto’ zijn de reacties minder vlot, voor meer comfort. Dat is er toch al in overvloed, mede dankzij de bijna bizarre stilte. Voor de ware sportieveling misschien niet zo aantrekkelijk, maar het past wel bij het karakter van snelle kilometervreter.

Na deze bijzonder aangename ervaring zijn we heel benieuwd naar de 3.0 V6 24V. Eerlijk gezegd valt dat een beetje tegen. Niet omdat er iets mis is met de drieliter, maar simpelweg omdat de diesel zo’n heerlijk apparaat is. Jazeker, de 3.0 is snel, maar het verschil met de 2.7 HDiF is marginaal. En ja, het benzineblok klinkt bij hoge toeren lekkerder, maar door de perfecte isolatie moet je wel érg je best doen om dat te horen. En de handmatige zesbak? Ook dat is een fijn stuk techniek, maar ja, die automaat is toch wel héél erg lekker. Kortom, wat mij betreft is de 2.7 HDiF de absolute uitblinker.

Nou ja, op één punt na dan: de drieliter lijkt scherper te sturen. De diesel is wat gevoelloos, vooral rond de middenstand. De stuurinrichting is direct genoeg, maar niet erg communicatief. Volgens Peugeot zijn beide uitvoeringen voorzien van dezelfde techniek, inclusief continu variabele stuurbekrachtiging, maar toch… Misschien ligt het aan het 90 kg zwaardere dieselblok. Of aan de ‘actieve’ motorsteunen van de HDiF, die de 3.0 niet heeft. Die laatste wint het dus qua stuurprecisie en motorgeluid, maar geeft de eindoverwinning toch weg aan de 2.7 HDiF.

(Dit artikel verscheen eerder in Auto & Tuning)